(door Bab Barens)
Nog eenmaal wilde hij terugkeren naar zijn Olympisch Stadion. Dezer dagen stond de inmiddels bijna honderdjarige Joop Hulsman, 85 jaar na de Olympische Spelen van 1928, op de middenstip en kwamen de herinneringen naar boven.
Broer Bertus (bijna 96) is mee: ‘Ik heb het scorebord nog bediend bij wielerwedsrijden.’
De in Oud-West geboren en getogen Amsterdammer Joop die nog, in Purmerend, zelfstandig woont: ‘Ik was er om te werken. Via mijn vader die suppoost was. Ik verhuurde op de eretribune zitkussens voor een kwartje. Speciaal voor de Spelen had men het bedrag verhoogd van een dubbeltje naar een kwartje, toen dacht men al commercieel. Dat waren van die bruine dingen met een hengsel er aan.’ Tot 1980 kon je bij de ingangen van het Olympisch Stadion een zitkussentje huren. Dat zat uiteraard wat lekkerder dan op die houten banken van toen.’
Na 1980 ging het door de groeiende vernielzucht en de toenemende agressie bergafwaarts met de zitkussentjeshandel. Opstandige en baldadige toeschouwers gingen er mee gooien als men het niet eens was met een beslissing van de scheidsrechter of wanneer er slecht werd gespeeld door DWS, Blauw Wit en later de FC Amsterdam. Joop Hulsman: ‘Je kon door de hengsels aan die kussens zo lekker slingeren en dan kwamen ze ver hoor!. Na afloop konden we die dingen allemaal gaan oprapen.” De directie van het Olympisch Stadion besloot in 1980 het pachtcontract van de zitkussens niet meer te verlengen.
In koor met broer Bertus: ‘Wat zijn we blij nog eenmaal teruggekeerd te zijn naar het Olympisch Stadion. Wat ziet het er prachtig uit na die renovatie. Dit onze dag van ons leven Je gelooft het misschien niet, maar er is een lang gekoesterde droom van ons in vervulling gegaan.’ Joop Hulsman: ‘Zoveel tijd heb ik niet meer. Ik zit al in de extra blessuretijd.”