“Zo Vader Zo Zoon”

galenOp mijn werkkamer hangt een zwart-wit foto waarop mijn vader, Nico, aan het kegelen is. Diep door de knieën, met de ogen scherp gericht op de sportieve einder en de rechter arm gestrekt naar achteren gehouden, lijkt hij ervan overtuigd dat de bal in zijn hand het doel zal treffen.

Een ring van mannen – strak in ’t pak – kijkt geconcentreerd toe. Piet Kranenberg staat er ook bij. De foto is gemaakt in ’67 of ’68. De Sociëteit Olympisch Stadion bestond net.

Achter de sociëteitsruimte, onder de eretribune, lag een kegelbaan die hartstochtelijk werd gefrequenteerd. De leden van de sociëteit waren heren en heren kegelden in die dagen. Mijn vader werd voorzitter van de S.O.S.  en ik was scholier en vooral puber. Op de golven van de tijdgeest trokken vader en zoon eigen hun baan.

Vader was zakenman en werkte hard mee aan de welvaart van Nederland en die van ons gezin. Nederland was booming. Meer dan zijn eigen vader, een aardige, maar  eenvoudige groenteman, wist mijn vader te genieten van de dingen des levens. Hij kleedde zich goed, ging naar de betere restaurants, bezocht regelmatig het buitenland én: hij was lid van een exclusieve sociëteit.

Ik was hippie en voerde mijn eigen guerrilla tegen het establishment, maar vooral tegen mijn vader. In het jaar van de oprichting van de S.O.S. zongen The Beatles All You Need Is Love. De slogan van mijn generatie was: Make Love, Not War, draag bloemen in je haar en veroordeel het kapitalisme, het imperialisme en dus ook de oorlog in Vietnam. Iedereen van de gevestigde orde was fout, dus zeker je vader.
Mijn vader en ik stonden dus lijnrecht tegenover elkaar, want hij vond mij en mijn vrienden “dromerige lanterfanters”, of in een boze bui  “langharig werkschuw tuig”.  

Maar diep binnen in zat het natuurlijk toch goed. Hij was ook ooit een opstandige zoon geweest, die zich wilde bevrijdden van de spruitjeslucht van die dagen. Dus kon hij mijn rebellie wel weer waarderen als gezonde levenslust. En ik koesterde toch wel bewondering voor zijn charme en dynamiek. En twee dingen hadden wij intens gemeen: ons gezin en de passie voor sport, vooral voetbal.

En gevoetbald werd er in die dagen! Zeker ook in het Olympisch Stadion. Ajax maakte er internationaal furore en het Nederlands elftal ging er op weg naar wereldwijde roem. Alle grote thuiswedstrijden van Ajax werden in het Olympisch Stadion gespeeld. Mijn vader had logeplaatsen en ik mocht mee wanneer ik maar wilde. De hippie en de zakenman hielden eindeloze voor- en nabeschouwingen.
Het kapitalisme, Vietnam en het arbeidsethos werden even vergeten.
Sport verbroedert niet alleen, maar is ook de perfecte componentenlijm voor familiebanden die uit elkaar dreigen te vallen.
Mijn vader was toen zo oud als ik nu ben. Mijn zoon Tim is bijna klaar met de middelbare school. Ik ben nu ook ondernemer en inmiddels erevoorzitter van de S.O.S. Als ik Tim wel eens iets vertel over de sociëteit kijkt hij mij aan alsof hij water ziet branden. Een andere wereld, een andere tijdgeest, lees ik in zijn ogen.
Maar ook wij hebben de passie voor sport weer gemeen. Hij is idolaat van voetbal en samen naar een grote wedstrijd gaan is voor ons een uitbundig feest. Over een aantal jaren zegt hij misschien: “Jullie hebben vanavond in de sociëteit  de nieuwe bondscoach Ruud van Nistelrooij, hé, daar wil ik wel bijzijn!”.

Sommige dingen zijn waardevast, ook al wordt er voortdurend aan gemorreld.
Zij overleven generatie op generatie. Sport is daarvan een goed voorbeeld van. Maar het telt inmiddels ook voor de Sociëteit Olympisch Stadion.
Na 35 jaar komen er nog steeds mensen bij elkaar, die – met een glas in de hand – praten over sport. Soms blij, soms boos of teleurgesteld, maar altijd betrokken. En die conversaties zijn weer het vertrekpunt voor interesse in elkanders  privé- en zakenleven. Soms weet je van de anderen nog meer dan van mensen in je dagelijks leven, zoals collegae en buren, die je niet voor het uitkiezen hebt en die vaak voor hele andere dingen gaan in het leven.

Mensen met een clubleven zijn gezegende mensen, vind ik. Dat geldt zeker ook voor ons, vrienden van het stadion. Het Olympisch Stadion is aan een tweede jeugd begonnen, de leden van de S.O.S ook.
Het stadion is een blijvend monument van allure. Er wordt weer gesport, er zullen veel evenementen plaatsvinden en de sociëteit floreert  weer als in de jaren van de oprichting, 40 jaar geleden. Toen kwamen er oud- topsporters, bestuurders, scheidsrechters, journalisten, overheidsdienaren en zakenlieden van betekenis en dat is nog steeds zo.

De S.O.S. heeft bestaansrecht en over 40 jaar is dat nog steeds zo. Een jongere generatie zal het roer dan hebben overgenomen. De toon en de aankleding zal dan zijn bijgesteld, maar de essentie blijft hetzelfde: het delen van gevoelens en kennis door mensen die de sport als kloppend hart in zich dragen.

Jan van Galen

Erevoorzitter
Sociëteit Olympisch Stadion”

No comments yet.

Leave Your Reply

Sociëteit Olympisch Stadion

De Sociëteit Olympisch Stadion is een vereniging van mensen met een groot hart voor de sport – voor Olympische inspiratie en uitwisseling. Haar bijzondere ledenbestand is rijk aan (top)sporters, sportorganisatoren, -bestuurders en -journalisten. Al sinds 1967 huizen wij in het mooiste clubhuis van Nederland, het Olympisch Stadion. Vanuit de plek waar het Olympisch Vuur broeit, organiseren wij borrels, debatten en evenementen met aandacht voor ‘t verleden, de actualiteit en de talenten van de toekomst.

Tweets